Wist je al dat yoga ook een ethiek met belangrijke tips voor een goed leven heeft? In dit stuk worden de tien wezenlijke beginselen van de yoga-ethiek uitgelegd en komen we uiteindelijk tot de vraag: wat is yoga?
Het klassieke achtvoudige pad van yoga (aṣṭāṅga yoga, niet te verwisselen met de populaire stijl ashtangayoga) begint met ethiek: telkens vijf yama’s en niyama’s. Dat zijn woorden uit het Sanskriet, de oude taal van India. Zij betekenen zo veel als “zelfcontrole” en “plichten.” Dit stelsel is onder meer in de Yogasūtra’s von Patañjali uitgelegd, een wijsgerig werk dat waarschijnlijk voor 400 n.Chr. in India ontstond.
De vijf Yama’s
De vijf yama’s zijn: geweldloosheid (ahiṃsā), eerlijkheid (satya), niet-stelen (asteya), seksuele terughoudendheid (brahmacharya) en onbegerigheid (aparigraha).
Geweldloosheid – oftewel: niet-beschadigen – staat meteen aan het begin van de lijst. Sommigen beweren dat alle andere beginselen van de yoga uit ahiṃsā kunnen worden afgeleid. Het is inderdaad eenvoudig om in te zien hoe liegen, stelen, seksuele ongeremdheid of begerigheid schade en leed kunnen veroorzaken.
Het beginsel van geweldloosheid heeft waarschijnlijk via het langer dan 2500 jaar geleden in India ontstane Boeddhisme en Jaïnisme uiteindelijk het Hindoeïsme en de grote wijsgerige scholen van India – en daarmee ook yoga – beïnvloed. Tot de huidige dag zien yogabeofenaars op de hele wereld af van vlees, vis of misschien zelfs alle dierlijke producten om onnodig leed te voorkomen.
Eerlijkheid en niet-stelen behoeven waarschijnlijk weinig toelichting. Een belangrijk punt is echter da deze waarden niet absoluut gelden. Wanneer iemand ermee een groter leed kan voorkomen, dan is een overschrijding waarschijnlijk in overeenkomst met de ethiek van yoga. Het is dan echter noodzakelijk om zich af te vragen hoe realistisch het ontstaan van dat leed werkelijk is of je je misschien iets wijsmaakt om vanuit gemak of zelfzucht een overtreding te rechtvaardigen.
Wat ik hier “seksuele terughoudendheid” noemde, vertalen anderen als “kuisheid” (Jogchum Dijkstra) of “zuivere levenswandel” (Bettina Bäumer). Hierover bestaat geen eenduidige richtlijn in de commentaren: sommigen schrijven dat volledige seksuele onthouding belangrijk is om bepaalde niveau’s van zelfontplooiing te bereiken; anderen beschouwen vooral vreemdgaan of seksuele buitensporigheid als kritisch.
Ik denk dat hier iedereen zijn eigen waarheid moet vinden. Uit eigen ervaring kan ik echter zeggen dat ik minder gedisciplineerd mediteerde, adem- en lichaamshoudingen (prānāyāma und āsana) deed wanneer ik erg met seksueel plezier (inclusief masturbatie) bezig ben. Het is zeker niet verkeerd om eens seksuele onthouding te beoefenen om zich van dat verschil bewust te worden.
Met onbegerigheid wordt vooral bedoeld niet door het materiële bezeten te zijn. “Hoe meer ik bezit des te meer wordt ik bezeten” (vrij na Nietzsche). Je hoeft dus niet als een bedelaar te leven wanneer je het pad van yoga bewandelt. Wie echter zonder onderbreking aan zijn beleggingen, een schrammetje in de auto of de nieuwe collectie in de modewinkel denkt die verliest zich waarschijnlijk te veel in het wereldse en vreemde, dat wat niet eigen is. Is het dat waarvoor we op de wereld zijn?
Wanneer je in een diepere zin met jezelf bezig bent dan leidt het andere en vreemde je vaak af. Yoga leert hier terughouding die zich op vele manieren kan uiten: bijvoorbeeld minder bezitten of minder eten. Het begrip “pratyāhāra” dat zo veel betekent als terugtrekken van de zintuigen maakt dat heel goed duidelijk. Dat is het vijfde lid van het achtvoudige pad. Maar daarover een andere keer meer.
De vijf Niyama’s
De vijf niyama’s zijn: reinheid (śauca), tevredenheid (santoṣa), zelfdiscipline (tapas), zelfstudie (svādhyāya) en contemplatie (īśvarapraṇidhāna).
Reinheid betekent hier niet alleen de verzorging van het lichaam, dus de uiterlijke hygiene, maar ook de zuiverheid van het denken. Haat en agressie, om slechts twee voorbeelden te noemen, leiden van het yogapad af; waarschijnlijk ook van het wezenlijke in het eigen leven. Maar ook de plek waar men zijn oefeningen doet is beter schoon en opgeruimd.
Tevredenheid (“innerlijke rust” bij Bettina Bäumer) betekent vooral niet steeds meer te willen hebben als je reeds hebt. De samenhang met onbegerigheid ligt voor de hand. Op de yogamat kan dat echter ook heel praktisch betekenen dat je je eigen grenzen en mogelijkheden accepteert.
Wie bijvoorbeeld te erg erop is gericht in de lotus (padmāsana) te kunnen zitten die zal zich waarschijnlijk niet alleen zelf afkeuren, maar misschien zelfs gevaar op blessures lopen. Denk aan ahiṃsā (geweldloosheid) als het bovenste beginsel! Dan is het eigenlijk duidelijk dat je beter met jezelf tevreden kunt zijn, zonder daarom meteen te slap te worden. Daarom al de volgende niyama:
Zelfdiscipline (“ascese” bij Bettina Bäumer) heb ik hier als een vertaling voor “tapas” gekozen. Daarbij gaat het niet over Spaanse hapjes, maar oorspronkelijk om hitte. Jogchum Dijkstra vertaalt het daarom als “vurige inzet”. In het verleden speelden oefeningen zoals vasten, in de gloeiende zon staan, zwaar werk verrichten of ook zwijgen een belangrijke rol op het yogapad.
Voor mij betekent tapas yoga met een vurige passie te beoefenen. Het vuur kan soms zwakkerder of heviger branden – herinner je aan ahiṃsā (geweldloosheid) en santoṣa (tevredenheid) –, maar moet nooit helemaal uitdoven. Wees niet bezeten door een doel, maar verlies ook jouw pad niet helemaal uit ogen.

De filosoof een toenmalige Indiase president Sarvepalli Radhakrishnan (1888-1975) verklaart de betekenis van “tapas” trouwens naar aanleiding van de warmte die een kuikentje in het ei doet groeien en uiteindelijk uit het ei laat kruipen. Zonder enige warmte zou stilstand overheersen.
Zelfstudie kan in een dubbele zin worden begrepen: enerzijds het bestuderen van wijsgerige stukken, maar anderzijds ook zelfonderzoek. Ken uzelf! Saswitha (Jan Rijks, 1901-1988), de oprichter van mijn yogadocentopleiding in Nederland, benadrukte steeds: “Een ons ervaring is belangrijker dan een ton kennis!”
Naar mijn ervaring hangt het niet alleen van de persoonlijkheid af, maar ook van de omstandigheden, welke manier van zelfstudie het meest nut voor iemand heeft. Voor wie bijvoorbeeld geen inspirerende leraren beschikbaar zijn kunnen de wijsgerige teksten de belangrijkste bronnen voor ontwikkeling en groei wezen. Het bestuderen van oude stukken kan echter ook leiden tot een vlucht uit de wereld die transformerende ervaringen voorkomt.

Het vijfde en laatste beginsel, īśvarapraṇidhāna, laat zich naar mijn mening het moeilijkst uitleggen. Letterlijk betekent het begrip: zich richten op Īśvara. Dus wie of wat is Īśvara? Het woord kan “God” betekenen – of puur bewustzijn. Ik koos daarom voor het neutralere woord “contemplatie.”
Aldus een theorie werden de meer religieus overkomende delen in de Yogasūtra’s pas later in de tekst opgenomen, namelijk door gelovige Hindoe’s die het wijsgerige werk aan de toen heersende normen en waarden wilden aanpassen. Je kunt het begrip – de vijfde niyama – echter ook meer meditatief opvatten. Dat wil ik naar aanleiding van een van de voor mij belangrijkste plekken in de Yogasūtra’s uitleggen, waarmee we meteen ook de vraag beantwoorden wat yoga is:
Wat is Yoga?
De houding moet stabiel en aangenaam zijn.
Door ontspande inspanning en vereniging met he oneindige
ontstaat een ongevoeligheid voor de tegenstellingen. (YS 2.46-48)
De eerste zin is waarschijnlijk een van de meest beroemde van de Yogasūtra’s – en trouwens ook de enige van het hele werk die concreet betrekking op de lichaamshouding heeft. De handboeken voor de yoga-oefeningen zoals wij die nu kennen werden pas later samengesteld (bijvoorbeeld de haṭhayogapradīpikā). “Houding” (āsanam) kan trouwens gewoon zitten zijn.
Wanneer je dus een stabiele en aangename houding hebt, dan moet je je in ontspande inspanning (Jogchum Dijkstra) op het oneindige richten, je ermee zelfs vereenzelvigen. “Yoga” wordt dan ook vaak met “vereniging” vertaalt. De tegenstrijdig klinkende “ontspannen inspanning” ontstaat waarschijnlijk wanneer wij tapas (zelfdiscipline) met onbegerigheid en tevredenheid combineren. Je bent aanwezig, maar zonder lichaam of geest krampachtig samen te trekken. Het gaat hier om diepe contemplatie, waarover ik misschien een andere keer meer schrijf.
Wanneer je in deze toestand komt dan ontstaat een ongevoeligheid voor tegenstellingen zoals warmte en kou, vochtigheid en droogte, pijn en plezier. Ik denk dat hiermee het algemene zich-terugtrekken uit de zich steeds veranderende natuur (prakṛiti) bedoeld wordt: je bent als een rots in de branding en laat je noch door een uiterlijke noch een innerlijke storm afleiden.

Terzijde: gedachten worden in de Indiase filosofie meestal ook als onderdeel van de natuur gezien en staan dus samen met de dingen in de buitenwereld tegenover het onveranderlijke Zelf (puruṣa). Het dualisme van natuur en Zelf speelt dan ook een belangrijke rol op het yogapad. Ook hierover schrijf ik beter een andere keer meer.
Keren wij terug bij de Sūtra’s: Je wordt één met… ja, wat? Het onuitsprekelijke. Wie dichter bij deze ervaring komt die beleeft een innerlijke vrede waarin de tijd lijkt stil te staan.
Nu begrijpen we ook de meteen aan het begin van de Yogasūtra’s voorgestelde definitie van “yoga” beter:
Yoga is de controle van de bewustzijnsstroom. (YS 1.2)
Of aldus de vertaling van Bettina Bäumer:
Yoga is de innerlijke toestand waarin de geestelijke processen tot rust komen.
Ik wens jullie allen deze toestand. Svāhā. Zo is het goed
Ga door met je zelfstudie
Om verder te studeren kan ik deze edities van Yogasūtra’s aanbevelen:
- Patañjali. Die Wurzeln des Yoga (1976, Duits, vijde editie 1985). Mit einem Kommentar von P. Y. Deshpande. Herausgegeben von Bettina Bäumer. Scherz Verlag, Bern u.a.
- Die Yogaweisheit des Patanjali für Menschen von Heute (2001, Duits; zesde editie 2016). Sukadev Volker Bretz. Via Nova, Petersberg.
- Patañjali’s sūtra’s: Zien door Yoga (1980; zesde editie 2015). Jogchum Dijkstra & Salvatore Cantore. De Toorts, Haarlem.
- De uitvoerige Engelse commentaren van Swami Veda Bharati (Yoga-Sūtras of Patañjali with the Exposition of Vyāsa. A Translation and Commentary. Himalayan Institue, India), in Europa misschien moeilijk verkrijgbaar of heel duur. De commentaren voor de hoofdstukken 3 en 4 zijn nog niet officieel verschenen; voor filosofisch gevorderden!